Een bijzondere dag. Op 12 september werd het vijfjarige interdisciplinaire onderzoeksprogramma Red&Blue gelanceerd met een symposium in Limburg. Wetenschappers en praktijkexperts bespraken drie vragen die beantwoord moeten worden voor een integrale, klimaatadaptieve aanpak in gebiedsontwikkeling. Tom Daamen en Paul van den Bragt brengen verslag uit.
De locatie waar de lancering plaatsvond, Chateau St. Gerlach, was treffend gekozen voor de urgentie van het nieuwe onderzoeksprogramma Red&Blue. Een jaar geleden overstroomden hier grote delen van de gemeente Valkenburg aan de Geul en de rest van Limburg door hevige regenval. Een emotioneel betoog van burgemeester Daan Prevoo maakte onverkort duidelijk: we zijn kwetsbaar. En daarmee is de noodzaak om onze leefomgeving aan te passen op extremer weer, zeespiegelstijging en bodemdaling als gevolg van klimaatverandering onontkoombaar. Deze dreigingen betekenen niet alleen dat onze fysieke leefomgeving van vastgoed en infrastructuur onder druk staat. Ook onze investeringen, instituties en gebiedsontwikkelingsplannen moeten afgestemd worden op de nieuwe omstandigheden.
De arena’s van vastgoedfinanciering en -beheer, ruimtelijke ordening, openbaar bestuur en techniek proberen afzonderlijk te reageren op de ontluikende klimaatrisico’s. De experts beamen: deze sectorale aanpak van ‘ieder voor zich’ werkt suboptimaal – of zelfs helemaal niet. Juist daarom was het eerste treffen in Limburg tussen de relevante disciplines zeer welkom. Om effectief met de klimaatrisico’s in gebiedsontwikkeling om te gaan is een integrale vorm van sturing vereist. Daarbij gaan publieke, private en maatschappelijke partijen de verbinding met elkaar aan werken ze intensiever en structureel samen. Dit terwijl zij dit nog niet eerder hebben gedaan en er (nog) weinig prikkels zijn om het te bevorderen. Om grip te krijgen op de huidige manier van werken stelden de organisatoren drie belangrijke vragen. Deze geven een eerste zicht op de weg naar een integrale aanpak van klimaatadaptatie in gebiedsontwikkeling en -beheer.
Hoe bepalen we een gedeelde risicobeoordeling?
Klimaatrisico’s worden vanuit verschillende invalshoeken begrepen en gekwantificeerd. Verzekeraars, pensioenfondsen en banken hanteren inmiddels modellen op vele verschillende analyseniveaus. Daarmee proberen ze te voorspellen hoezeer vastgoedportefeuilles, financiële instellingen en bezit getroffen kunnen worden door de negatieve effecten van klimaatverandering. Goed nieuws dus dat er al hard gewerkt wordt aan het in beeld krijgen van de risico’s: dit is de eerste stap om erop te kunnen sturen. Toch blijkt uit de toelichting van experts ook dat extreme scenario’s vaak niet worden meegenomen, ondanks dat deze volgens het laatste IPCC rapport steeds minder onwaarschijnlijk worden. Partijen maken hun risico-analyses veelal geïsoleerd van elkaar waardoor de uitgangspunten (over termijnen, doelen, schaalniveaus, et cetera) uiteenlopen. Dit zorgt voor een wirwar aan aannames en uitkomsten. Om het gesprek te kunnen voeren over hoe we om moeten gaan met klimaatrisico’s is het essentieel dat we tot een gedeeld begrip hiervan komen. Aan enkele standaardmodellen die breed erkend worden, is in de vastgoedsector hevige behoefte.
Welke aannames bijten elkaar het meest?
De partijen in het RED&BLUE-consortium bevestigen dat zij grotendeels afzonderlijk hebben gewerkt aan klimaatscenario’s en het verkennen van mogelijke reacties daarop. De noodzakelijke verschuiving van verkokerd naar integrerend werken vereist het bij elkaar brengen en tegen het licht houden van de sectorale aannames over klimaatrisico’s die tot dusver ten grondslag liggen aan de verkenningen. Gaan we ervan uit dat onze huidige instituties voldoende in staat zijn om tot klimaatadaptieve gebiedsontwikkeling te komen of zijn structurele veranderingen noodzakelijk? Is de voorspelbaarheid die zo van belang is voor de financiële sector wel haalbaar in een sneller veranderend klimaat? Wanneer is een bottom-up benadering (gevoed door lokale kennis) leidend en in welke gevallen is een top-down aanpak (waarin het model regeert) gelegitimeerd? Wat vinden ‘we’ wenselijke uitkomsten in termen van (sociaaleconomische) gelijkheid? In Valkenburg bleek: het gesprek over bijtende aannames maakt de spanningen tussen denkbare scenario’s expliciet en bespreekbaar. Dat leidt (hopelijk) tot een collectief gedragen kennisbasis.
Hoe creëren we een vitale samenwerkingsinfrastructuur?
Het programma RED & BLUE gaat over het integreren van de bestuurlijke, sociaal-maatschappelijke, economische en ruimtelijke wetenschap en praktijk rondom klimaatadaptatie en gebiedsontwikkeling. De komende jaren moeten zij elkaar fysiek en virtueel kunnen vinden om bovenstaande vragen in samenhang te bespreken en onderzoeken. Daarmee is de onderzoekspraktijk van het consortium ook meteen een spiegeling voor het bredere onderwerp van het onderzoek. In het ‘klein’ wordt namelijk door de consortiumleden de samenwerking verkend die ook grootschalig tussen het publiek, privaat en maatschappelijk domein tot stand moet komen. Zo’n interface voor samenwerking is niet zomaar bedacht en uitgerold. Het vergt de komende jaren een proces van gezamenlijk aftasten van wat wel en niet werkt voor de verschillende deelnemers.
Integraal werken aan een klimaatadaptieve gebiedsontwikkeling is allesbehalve eenvoudig. Conflicten zullen onvermijdelijk zijn en buiten de eigen discipline praten is nog ongemakkelijk en eng. Maar er is ook hoop! Als er ergens het vermogen groot is om om te gaan met de bedreigingen van het water, klimaat en bodem, dan is dat wel in Nederland. Het startschot is gegeven voor de gezamenlijke reis tussen deze angst en hoop tijdens het symposium in Chateau St. Gerlach. De uitdaging is aangegaan.
Bron: Gebiedsontwikkeling.nu